Boy Edgar
Boy Edgar, pseudoniem van George Willem Fred Edgar (Amsterdam, 31 maart 1915 - aldaar, 8 april 1980) was een succesvol Nederlands jazzdirigent, pianist en trompettist. Hij was tevens een verzetsman die tijdens de oorlog Joodse kinderen redde en was na de oorlog als arts gepromoveerd op een onderzoek naar multiple sclerose.
Boy Edgar groeide op in Amsterdam als zoon van een koopman in Indische producten. Zijn vader was van Armeense afkomst, zijn moeder was Indisch. Aanvankelijk ging het de familie Edgar voor de wind. Tijdens zijn jeugd kon Boy Edgar al enkele malen Nederlands-Indië bezoeken. Tijdens de economische crisis in de jaren 30 ging het bedrijf van de familie Edgar echter failliet. Zijn vader overleed in 1935 en liet het gezin in armoede achter.
In 1935 nam Boy Edgar in de Haagse GTB studio een aantal nummers op waaronder "In the mood for love" [1].
Op de middelbare school kwam Edgar voor het eerst in aanraking met de jazzmuziek. Ondanks het feit dat hij geen enkele muzikale opleiding had gehad, slaagde Edgar erin zichzelf arrangeren en piano- en trompetspelen te leren. In 1932 begon hij met zijn opleiding medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij trad veel op om zijn studie te kunnen betalen. In 1936 won hij in Brussel een prijs voor amateur-solisten en een jaar later werd hij lid van het Haagse ensemble The Moochers. In 1939 werd hij leider van dit ensemble, wat hij bleef totdat de Duitse bezetter jazzmuziek verbood. Tijdens de oorlog trouwde hij met Mia Frenk, de Joodse dochter van Eli Frenk and Agnes Bushnach, en samen namen ze deel in het ondergrondse verzet om Joodse kinderen te redden van deportatie. Tijdens de oorlog deed hij zijn artsexamen. Edgar componeerde ook muziek voor orkesten die nog wel mochten optreden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Edgar kort gevangengezet, omdat hij weigerde als militair mee te gaan naar Nederlands-Indië. De eerste jaren na de oorlog trad hij verder op als pianist in verschillende Europese landen.
In 1950 promoveerde Edgar op een proefschrift naar processen in het zenuwstelsel bij multiple sclerose, een ziekte waar zijn vrouw op dat moment al aan leed. Om zich volledig op zijn wetenschappelijke loopbaan en op de verzorging van zijn vrouw te kunnen richten, stopte Edgar enige tijd met muziek maken. In 1958 overleed zijn vrouw. Een paar jaar later hertrouwde hij en kwam er weer ruimte voor jazz.
Eind 1960 trad Boy Edgar voor het eerst weer op. In eerste instantie was dit eenmalig, maar de reacties waren zo enthousiast dat de VARA besloot maandelijks een concert van Edgar en zijn Boy's Big Band uit te zenden. Edgar was inmiddels hertrouwd en directeur van het neuropathologisch laboratorium 'Meer en Bosch' in Heemstede.
Edgar maakte in deze periode enkele langspeelplaten, won een Edison en trad regelmatig op met internationale sterren op radio en televisie. In 1964 kreeg hij de Wessel Ilcken Prijs. Het artistieke hoogtepunt was midden jaren 60. Boy's Big Band nam de lp's Now's the time (1965) en Finch Eye (1966) op. In oktober 1966 vertrok Edgar echter naar de Verenigde Staten om daar aan enkele universiteiten les te gaan geven en verder onderzoek te doen. Hij bleef drie jaar in de Verenigde Staten en kwam in 1969 weer terug.
Terug in Nederland werd hij huisarts in Duivendrecht en de Bijlmermeer. Edgar kon zijn werk als arts en de Jazz niet meer goed combineren. Zijn Big Band, die tijdens zijn afwezigheid al uit elkaar was gevallen, werd in 1971 definitief opgeheven. In de jaren ’70 dirigeerde Edgar de groep Boy’s Sound.
Gerrie van der Klei was enige tijd zijn partner.
Eind 1979 stopte hij met zijn huisartsenpraktijk. Korte tijd later overleed hij op 65-jarige leeftijd. Als eerbetoon werd de Wessel Ilcken Prijs, die hij in 1964 had gewonnen, in 1980 in Boy Edgarprijs omgedoopt; sinds 1992 heet hij de VPRO/Boy Edgar Prijs. Deze prijs kan beschouwd worden als de voornaamste prijs in de Nederlandse jazzwereld.
Boy Edgar groeide op in Amsterdam als zoon van een koopman in Indische producten. Zijn vader was van Armeense afkomst, zijn moeder was Indisch. Aanvankelijk ging het de familie Edgar voor de wind. Tijdens zijn jeugd kon Boy Edgar al enkele malen Nederlands-Indië bezoeken. Tijdens de economische crisis in de jaren 30 ging het bedrijf van de familie Edgar echter failliet. Zijn vader overleed in 1935 en liet het gezin in armoede achter.
In 1935 nam Boy Edgar in de Haagse GTB studio een aantal nummers op waaronder "In the mood for love" [1].
Op de middelbare school kwam Edgar voor het eerst in aanraking met de jazzmuziek. Ondanks het feit dat hij geen enkele muzikale opleiding had gehad, slaagde Edgar erin zichzelf arrangeren en piano- en trompetspelen te leren. In 1932 begon hij met zijn opleiding medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij trad veel op om zijn studie te kunnen betalen. In 1936 won hij in Brussel een prijs voor amateur-solisten en een jaar later werd hij lid van het Haagse ensemble The Moochers. In 1939 werd hij leider van dit ensemble, wat hij bleef totdat de Duitse bezetter jazzmuziek verbood. Tijdens de oorlog trouwde hij met Mia Frenk, de Joodse dochter van Eli Frenk and Agnes Bushnach, en samen namen ze deel in het ondergrondse verzet om Joodse kinderen te redden van deportatie. Tijdens de oorlog deed hij zijn artsexamen. Edgar componeerde ook muziek voor orkesten die nog wel mochten optreden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Edgar kort gevangengezet, omdat hij weigerde als militair mee te gaan naar Nederlands-Indië. De eerste jaren na de oorlog trad hij verder op als pianist in verschillende Europese landen.
In 1950 promoveerde Edgar op een proefschrift naar processen in het zenuwstelsel bij multiple sclerose, een ziekte waar zijn vrouw op dat moment al aan leed. Om zich volledig op zijn wetenschappelijke loopbaan en op de verzorging van zijn vrouw te kunnen richten, stopte Edgar enige tijd met muziek maken. In 1958 overleed zijn vrouw. Een paar jaar later hertrouwde hij en kwam er weer ruimte voor jazz.
Eind 1960 trad Boy Edgar voor het eerst weer op. In eerste instantie was dit eenmalig, maar de reacties waren zo enthousiast dat de VARA besloot maandelijks een concert van Edgar en zijn Boy's Big Band uit te zenden. Edgar was inmiddels hertrouwd en directeur van het neuropathologisch laboratorium 'Meer en Bosch' in Heemstede.
Edgar maakte in deze periode enkele langspeelplaten, won een Edison en trad regelmatig op met internationale sterren op radio en televisie. In 1964 kreeg hij de Wessel Ilcken Prijs. Het artistieke hoogtepunt was midden jaren 60. Boy's Big Band nam de lp's Now's the time (1965) en Finch Eye (1966) op. In oktober 1966 vertrok Edgar echter naar de Verenigde Staten om daar aan enkele universiteiten les te gaan geven en verder onderzoek te doen. Hij bleef drie jaar in de Verenigde Staten en kwam in 1969 weer terug.
Terug in Nederland werd hij huisarts in Duivendrecht en de Bijlmermeer. Edgar kon zijn werk als arts en de Jazz niet meer goed combineren. Zijn Big Band, die tijdens zijn afwezigheid al uit elkaar was gevallen, werd in 1971 definitief opgeheven. In de jaren ’70 dirigeerde Edgar de groep Boy’s Sound.
Gerrie van der Klei was enige tijd zijn partner.
Eind 1979 stopte hij met zijn huisartsenpraktijk. Korte tijd later overleed hij op 65-jarige leeftijd. Als eerbetoon werd de Wessel Ilcken Prijs, die hij in 1964 had gewonnen, in 1980 in Boy Edgarprijs omgedoopt; sinds 1992 heet hij de VPRO/Boy Edgar Prijs. Deze prijs kan beschouwd worden als de voornaamste prijs in de Nederlandse jazzwereld.