De 10e Indiëlezing 2021

Eerste spreker: Patricia Tjiook Liem - “Van ver gekomen”, de migratie van Chinezen uit Indonesië naar Nederland.
Rechtshistorica Patricia Tjiook Liem presenteerde, in grote lijnen, de migratiegeschiedenis van de Chinezen uit Indonesië naar Nederland. De migratie van deze groep naar Nederland ging voornamelijk om de handel, arbeid, studie en politiek. Haar presentatie werd in twee grote lijnen verdeeld, namelijk: de migratie van China naar de Indonesische archipel en van de archipel naar Nederland.
De eerste Chinezen en de VOC-periode
Laten we maar beginnen vanaf het begin. Gebaseerd op archeologische vondsten die aan de kustgebieden werden gevonden, zouden de Chinezen zich vanaf de derde eeuw na Christus in de Indonesische archipel in kleine nederzettingen hebben gevestigd. Zij kwamen er om handel te drijven en hielden zich in de nederzettingen bezig met landbouw om rijst en peper te verbouwen. De meeste Chinezen die migreerden kwamen uit de kustprovincie Fukien.
De Fukienezen migreerden omdat de geografische ligging van hun thuisprovincie niet gunstig was voor landbouw. Het land was bergachtig en onvoldoende vruchtbaar. Hongersnood kwam dus wel eens voor in die provincie. Rijst, het belangrijkste voedsel van de bevolking, moest worden ingevoerd en men moest dus de zee op om die te halen. Zodoende luidt één van de beroemde Fukienese uitspraken: “de zee is ons rijstveld”. De Fukienezen werden hierdoor beschouwd als de beste zeevaarders van China. Met de noordoostmoesson zeilden ze langs de kust zuidwaarts om na een paar maanden op tijd terug te keren met de zuidwestmoesson. Ze voeren met de kleine Jonk (Wangkang) en later met de grote Jonk.
Toen J.P. Coen Batavia in 1619 stichtte had hij de Chinezen duidelijk nodig om Batavia op te bouwen. Hij had hen nodig voor de handel, de opbouw, de voedselvoorziening van de stad en voor de ontwikkeling van de omliggende gebieden. Hij probeerde ze eerst van de omliggende nederzettingen te lokken om naar Batavia te gaan. Maar toen dat niet meer lukte, ging hij ze uit China zelf halen. Het begin van de migratiestroom in 1619 markeerde de eerste intrede van de Chinezen in de Nederlandse koloniale geschiedenis.
De behoefte aan Chinese arbeidskrachten gedurende de tweehonderd jaar VOC en daarna betekende een constante migrantenstroom van China naar Java, waarbij vraag en aanbod niet altijd op elkaar aansloten. De migratie in deze periode was om die reden niet altijd beheersbaar, maar de stroom kon ook niet meer worden gekeerd. De keizer in China had een strenge regel. Chinezen mochten eigenlijk het land niet uit. De weg terug naar China, voor hen die al uit China migreerden, was bijna onmogelijk.
Tijdens de VOC-periode werd door het bestuur de migratie van de Chinezen uit de kustprovincie Fukien ook aangemoedigd. Chinezen van de andere provincies werden, volgens Patricia Tjiook Liem, geweerd. Deze eeuwenlange en exclusieve migratie tussen Fukien en Batavia verklaart waarom er zoveel Chinezen op Java uit Fukien komen.
Koloniale periode na 1860
Na 1860 kwam er verandering in het karakter van de migratie van de Chinezen, voornamelijk door de opening van China, na de Opiumoorlogen. Vrije migratie werd toegestaan. Technologische ontwikkelingen in de negentiende eeuw betekenden een revolutie op het gebied van transport en communicatie. De wereld van veraf kwam dichterbij. Na de opening van het Suezkanaal in 1869 en de afschaffing van de slavernij in 1863, ontstond er een wereldwijde vraag naar arbeidskrachten.
Er werd ook gestimuleerd om uit China te migreren. Tussen 1860 – 1940 waren er ongeveer twintig miljoen migranten uit China die naar Zuidoost-Azië migreerden, vier miljoen daarvan gingen naar Nederlands-Indië. In de eerste helft van de 20e eeuw (tot voor de Tweede Wereldoorlog) waren er pieken en dalen van de migratiestromen.
Van Indonesië naar Nederland (studiemigratie: 1882 – 1945)
Het motief van migratie van Indonesië naar Nederland was geen handel of arbeid, maar studie. Het begon allemaal in 1882 wanneer twee Chinese studenten uit Nederlands-Indië in Delft en Leiden gingen studeren. Daarna kwam er een stroompje Chinese studenten op gang die uiteindelijk in 1957 eindigde. In 1911 richtten de Chinese studenten in Nederland een vereniging, Chung Hwa Hui (CHH), op. Deze vereniging had in het begin maar zestig leden maar vijftig jaar later, in 1962, telde ze 1300 leden.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, hield deze migratiestroom op. De studenten die in Nederland waren, moesten in Nederland blijven omdat ze niet terug naar Nederlands-Indië konden. Ze maakten na het einde van de oorlog hun studie wel af. In Nederlands-Indië kon na 1945 in de door Nederland bezette gebieden weer onderwijs worden gegeven. Scholieren konden hun middelbare-schoolonderwijs afronden en een aantal studeerde verder in Nederland. De studiemigratie werd daardoor voortgezet. Zelfs werd er een omgebouwde vrachtboot ingezet om die studenten naar Nederland te vervoeren, de M.S. Tawali.
Na de 2e Wereldoorlog
Na de capitulatie van Japan veranderde er veel in Nederlands-Indië. De Republiek Indonesië is geboren. Er volgden vier jaar van revolutie die eindigden in 1949 met de soevereiniteitsoverdracht. Dat markeerde het definitieve einde van de koloniale periode. Dit betekende ook dat in het nieuwe land historische verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen moesten veranderen. Voor de Chinezen als een minderheidsgroep betekende dit dat er ingrijpende veranderingen in hun leven kwamen. Tussen 1950 – 1970 verslechterde het leefklimaat voor de Chinezen in Indonesië. Dat werd de reden om Indonesië te verlaten en weer verder te migreren. Deze twee decennia waren een periode van spanning en instabiliteit in Indonesië. De nieuwe republiek, moest na de revolutie orde op zaken stellen en een nieuwe maatschappij vorm geven.
De positie van de Chinezen in de economie en als een minderheidsgroep veranderde. Rond 1950 hadden de Chinezen een sterke positie in de economie, die werd gezien als obstakel voor de groei van de economische positie van de Indonesiërs. Het Nederlandse bedrijfsleven dat in die jaren nog een dominante positie innam zou geleidelijk toegang moeten geven aan Indonesiërs voor plaatsen voor het hogere kader en voor hogere posities. Toen dit beleid van ‘Indonesianisasi’ onvoldoende resultaat opleverde kwam er op 5 december 1957 een uitbarsting, die we hier kennen als “Zwarte Sinterklaas”. Nederlandse bedrijven werden genationaliseerd. Het leidde tot een overhaaste exodus. Dit werd een dieptepunt van de Nederlandse en Indonesische verhoudingen. De facto werden de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen verbroken.
Wat voor gevolgen hadden deze ontwikkelingen voor de Chinese studenten in Nederland ? In het begin was er veel onzekerheid. Door de Nieuw-Guinea kwestie werd het steeds moeilijker om in Nederland te blijven en zodoende werd uitgeweken naar Duitsland of België. De Nederlandse scholen in Indonesië werden abrupt gesloten. Door de breuk met Nederland kwamen er geen nieuwe Chinese studenten meer uit Indonesië. Studenten zochten studiemogelijkheden in andere landen, zoals China, maar ook in Angelsaksische landen (Australië, V.S. of Canada).
1950-1970
De vraag die in deze periode werd gesteld was in hoeverre de Chinese minderheid in staat was om op te gaan in de Indonesische samenleving en daarin te participeren. Konden zij daarin slagen? En langs welke weg? De weg van integratie of assimilatie?
In de koloniale samenleving hadden de Chinezen altijd een aparte groep gevormd tussen de Europeanen en de lokale Indonesische bevolking. Deze positie was historisch gegroeid en was in de koloniale wetgeving vastgelegd. Maar deze exclusiviteit moest onder de Indonesische republiek worden doorbroken. “Of misschien afgebroken?”, vroeg Patricia zich af.
Tussen 1950 tot 1967 werden er steeds nieuwe maatregelen getroffen om de economische en sociale ruimte van de Chinezen te beperken. Het bezit van de Indonesische nationaliteit als enige nationaliteit van de Chinezen gaf zelfs onvoldoende zekerheid over de mate van integratie of assimilatie. In 1959 was er een economische maatregel (P.P.10) die het Chinezen verbood om tussenhandel te drijven op het platteland en in de kleinere Indonesische steden. De regering van China reageerde heftig en stuurde schepen om Chinezen uit Indonesië op te halen en naar China te repatriëren. Ongeveer 100.000 Chinezen hebben daar gebruikt van gemaakt. In 1963 waren er anti-Chinese rellen op Java. In 1965 vond de Coup plaats met grote gevolgen voor de Chinezen in Indonesië: de Chinese kranten werden verboden en Chinese scholen werden gesloten. Binnen een paar jaar werden er nog extra economische maatregelen getroffen en braken er nog meer anti-Chinese rellen uit. 1967 markeerde de grote stap naar assimilatie voor de Chinezen in Indonesië: de naamsverandering.
De onzekerheden, de onrust, het geweld, de donkere toekomst en discriminatie waren de factoren die leidden tot migratie van de Chinezen uit Indonesië. Ze migreerden naar andere landen voor een nieuwe en betere toekomst. “Migratie was onder deze situatie een onvrijwillig avontuur. Het viel niet altijd mee. Soms viel het tegen of zelfs bitter tegen”, aldus Patricia. En dat werd de reden om nog verder te migreren. De Chinezen die uiteindelijk in die periode naar Nederland migreerden kwamen uit Indonesië, Suriname, China, België, Duitsland, Oosterrijk en zelfs uit Brazilië.