De 10e Indiëlezing 2021

Muziek: de muziek uit de valleien van de Yangtse rivier
Na een openbarende presentatie van Patricia Tjiook Liem werden wij meegenomen naar een andere atmosfeer. Anna Zhu speelde een Chinees instrument, Guzheng. Ze nam ons mee naar een verre plek. Een plek van rust en sereen, waar hemel en aarde kruisen. De klanken van het instrument deden ons denken aan de kleine of grote Jonk die langzaam langs de Yangtze rivier voer. De liedjes deden ons denken aan het prachtige uitzicht, het stromende water en het geluid van de wind bij de valleien langs die rivier, maar ook de heftiger momenten van de geschiedenis. Een uitermate inspirerende tien minuten van de middag.
De tweede en derde sprekers: de heer Han Sing Liem en mevrouw Twie Tjoa

De dokter uit Pontianak
Han Sing Liem is trots op zijn familiegeschiedenis. Zijn grootvader was de zoon van de majoor van de Chinezen in Semarang. Na de onafhankelijkheid werd hij het wijkhoofd van de Chinese wijk in Kudus, Centraal Java. Zijn vader was arts, studeerde in Surabaya en werd na het afstuderen in Blora geplaatst, de geboortestad van Han Sing Liem en zijn broer. In de Japanse tijd werd zijn vader opgepakt. Vader overleefde de oorlog en ging daarna naar Jakarta om zijn opleiding chirurgie in het Cikini ziekenhuis te volgen. Daarna werd hij in Pontianak, West Kalimantan, geplaatst maar zijn kinderen moesten in Jakarta hun opleiding volgen.
De appel valt niet ver van de boom. Han Sing Liem werd ook arts en volgde zijn opleiding aan de Universiteit Indonesië te Jakarta. Hoewel hij snel afstudeerde, kon hij helaas niet snel geplaatst worden, want in de tijd dat hij afstudeerde vond de Coup van september 1965 plaats. Chinezen werden gauw verdacht als communisten. Hij moest allerlei formulieren invullen om te bewijzen dat hij geen communist was. De hoop dat hij snel gestationeerd werd als hij meewerkte met alle maatregelen die voor de Chinezen werden getroffen ging geleidelijk weg want hij moest terug naar Pontianak en daar maandenlang wachten op een bericht van Jakarta dat nooit kwam.
Han Sing wilde graag iets doen, maar na 1965 mochten veel Chinese jongeren niet werken of studeren. Hun bewegingsruimte werd beperkt en ze werden in de gaten gehouden. Om deze situatie te ontvluchten besloot zijn vader dat hij en zijn zus naar een ander land moesten gaan om te studeren of werken. Rechtstreeks naar Nederland konden ze niet. Vanuit Hongkong gingen ze met het vliegtuig naar Rome. Vanuit Rome met de trein naar Heidelberg. En na maandenlang wachten in Heidelberg voor een werkvisum in Nederland, mocht hij uiteindelijk in het Maria Ziekenhuis in Tilburg werken.
Ondanks de discriminatie en de vernedering die hij had meegemaakt blijft Indonesië in zijn hart. Hij voelt zich meer Indonesisch dan andere culturen die in zijn bloed stromen. Door omstandigheden moest hij zijn vaderland verlaten, met groot verdriet en heimwee. Gelukkig kon hij in Nederland zijn carrière als chirurg verder beoefenen en hier een nieuw leven opbouwen. Maar dat verlangen naar het oude Indonesië zit bij hem nog dichtbij.
Van Indonesië, via Suriname en eindbestemming Nederland
Twie Tjoa bewandelde een ander pad om uiteindelijk in Nederland terecht te komen. In haar toespraak verhaalde ze fragmenten uit haar leven. Het verloop van haar leven, zoals ze het zelf beschreef: “wordt beïnvloed door de samenhang met de koloniale geschiedenis van Nederland in zowel Indonesië als Suriname”.
Als zeventienjarig meisje werden de jaren ‘60 van de vorige eeuw een onvergetelijke periode van haar leven. De discriminatie en vernedering die de Chinezen in Indonesië ondergingen had zij met eigen ogen als jong meisje meegemaakt. Hoe heeft zij die gewelddadige periode ervaren? “Ik kon de angstige momenten niet makkelijk vergeten. Er waren huizen die beklad werden met poep, auto’s die bekogeld werden, kinderen die uit auto’s werden gesleurd en Chinese vrouwen die werden verkracht”, aldus Tjoa.
Om uit Indonesië te vluchten moesten ze buitenlandse paspoorten hebben. In 1962 kon haar familie dat regelen en vertrokken ze dus uit Indonesië. Naar Nederland gaan was onmogelijk. De bestemming werd dus Suriname. Tjoa: “De reis richting Suriname, met M.S. Mataram, was een hele wereldreis! Ik zie alle havens nog voor me: Singapore, Penang, Colombo, Bombay, … Beirut, Athene en Genua.” Van Genua gingen ze verder per vliegtuig, via Caracas en Georgetown om uiteindelijk in Paramaribo aan te komen.
“Aankomen in Suriname voelde als een warm bad”, vertelde Tjoa. Ze werden meteen geholpen door de Chinese gemeenschap. Een huis stond voor hen klaar, het eten voor de hele week was er al. Zij en haar tweelingzus mochten een brommer lenen om Paramaribo te verkennen. Haar ouders konden ook makkelijk aan een baan komen.
“Als ik ooit goed besef wat vrijheid betekent, na al die gewelddadige momenten in Indonesië, dan was het wel op dat moment in Suriname”, duidde Twie. Suriname is haar tweede vaderland. Door de multiculturele samenleving die daar zo goed werkte kreeg ze nooit dat gevoel dat ze een vreemdeling was en voelde zij zich gelijk thuis.
Na een paar jaar in Nederland te hebben gestudeerd ging ze in 1975 terug naar Suriname. Het moment van de onafhankelijkheid van Suriname wilde ze meemaken. Het heeft haar geraakt. “Dat moment dat de Nederlandse vlag gestreken werd en de Surinaamse vlag gehesen werd was heel bijzonder.” Ze werkte drieëntwintig jaar lang voor de Surinaamse overheid. Eerst als afdelingshoofd bij het ministerie van sociale zaken daarna als de eerste vrouwelijke directeur bij het ministerie van arbeid. Naast haar werk zat zij ook in verschillende besturen, voornamelijk van de vrouwenbeweging.
In 1995 werd ze ziek. Haar nieren werkten niet meer, maar gelukkig schonk haar zus haar een nier. De operatie vond in Nederland plaats. En na de operatie besloot ze om in Nederland te blijven vanwege de zorg die ze nodig had. Na herstel van de operatie moest ze op zoek naar werk. Op drieënvijftigjarige leeftijd nog een baan zoeken, was niet makkelijk. “Ik werd, of als overgekwalificeerd beschouwd, of ik had te weinig ervaring in Nederland.” Men begreep niet waarom ik, een directeur van een ministerie in Suriname een baan met lagere functie in Nederland zocht. Men begreep immers niet dat je als migrant in het land van aankomst een stap terug moest zetten en niet op hetzelfde niveau kan beginnen waar je geëindigd bent in het land van herkomst”, aldus Tjoa. Uiteindelijk heeft ze een baan gevonden als beleidsmedewerker in een landelijke vrouwenorganisatie. Tot op de dag van vandaag zet ze zich nog steeds in voor empowerment en participatie van vrouwen met migratieachtergrond in de Nederlandse samenleving.
Als ze terugkijkt naar haar eigen migratiegeschiedenis, beschreef Tjoa: “zo ben ik dus geworden, wie ik nu ben. Opgegroeid vanuit een Chinese, Indonesische, Surinaamse en Nederlandse achtergrond. De ontmoeting met zoveel verschillende culturen in mezelf heeft me zo beïnvloed en verrijkt. Een forens van verschillende culturen van oost naar west.”